Bedrijfsoverdrachten en pacht
Een agrarisch ondernemer had sinds 1970 een perceel landbouwgrond tegen betaling in gebruik voor zijn bedrijf. Vanaf 1984 exploiteerde hij samen met zijn zoon het gemengde landbouwbedrijf, eerst in maatschap en later in vennootschap onder firma. In het najaar van 2014 werd de vennootschap onder firma ontbonden. Het bedrijf werd inclusief pachtrechten overgedragen aan de zoon.
De verpachter liet vervolgens weten dat de grond per 1 januari 2015 vrij van pacht moest zijn, maar de zoon bleef de grond gebruiken.
De pachtkamer van het Gerechtshof overwoog dat de vader nog wel werkzaamheden op het bedrijf verrichtte, maar dat vaststond dat hij de zeggenschap over het bedrijf, de gronden en zijn pachtrechten had overgedragen aan zijn zoon. Hij voldeed daarmee niet meer aan de verplichtingen van de (goed) pachter.
Het hof oordeelde tevens dat de verpachter niet had ingestemd met medepacht door de zoon. Er waren geen feiten en omstandigheden waaruit zou blijken dat de verpachter instemde met de zoon als medepachter of waaruit de zoon dit zo had mogen opvatten.
De ondertekende grondgebruikersverklaringen uit 2002 en 2003 zagen enkel op het gebruik door de vennootschap, er kon niet uit worden afgeleid dat de verpachter ook de zoon accepteerde als pachter: immers de pachter was toen één van de vennoten. Door de wetenschap van en de mogelijke instemming met het gebruik van grond door een vennootschap, waarvan de pachter vennoot is, bestaat of ontstaat niet een contractuele pachtverhouding met de vennootschap of na beëindiging daarvan, met de andere vennoten. Er kon ook niet worden aangetoond, dat er aan de eisen van indeplaatsstelling was voldaan.
De ontbinding van de pachtovereenkomst werd bekrachtigd.
Herschikking GLB-budget
De staatssecretaris van Economische Zaken heeft besloten om zowel in 2018 als in 2019 € 30 miljoen over te hevelen van de eerste naar de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Van dit bedrag is € 20 miljoen bestemd voor het agrarische natuurbeleid en € 10 miljoen voor de brede weersverzekering.
Deze overheveling heeft tot gevolg dat het budget voor de rechtstreekse betalingen (uitbetaling betalingsrechten) verlaagd wordt. Dit betekent dat de bedrijfstoeslag met ca. 4% gekort zal moeten worden.
Compensatie rentederivaten:
automatisch of aanmelden?
Banken hebben in het verleden de wettelijke eisen bij de advisering van rentederivaten (renteswap, rentecap) aan niet-professionele klanten onvoldoende nageleefd, waardoor veel MKB-ondernemers (waaronder landbouwers) schade hebben geleden. De herbeoordeling van de dossiers door de bank was volgens de Autoriteit Financiële Markten soms onjuist en onvolledig. De overheid heeft daarom de banken gedwongen op basis van een uniform herstelkader ondernemers te compenseren voor de geleden schade.
Ondernemers die tussen 1 april 2011 en 1 april 2014 een rentederivaat hadden, worden actief benaderd door de bank.
Ook ondernemers die na 1 januari 2005 een rentederivaat zijn aangegaan, dat zou doorlopen tot na 1 april 2011, maar voordien is afgewikkeld, kunnen voor compensatie in aanmerking komen. Deze ondernemers moeten zich uiterlijk 30 september 2017 melden bij de bank.
Randvoorwaardenkorting terecht gebaseerd op proces-verbaal
Wat een ondernemer wel of niet moet verklaren bij bedrijfscontroles, door bij voorbeeld de NVWA, blijft een lastig punt. Enerzijds moet je oppassen geen dingen te verklaren, die later in de procedure tegen je gebruikt kunnen worden. Anderzijds kan het niet noemen van zaken betekenen, dat deze later niet meer aangevoerd kunnen worden.
In een zaak voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ging het om de vraag of de RVO terecht een randvoorwaardenkorting had opgelegd. Bij een milieucontrole had de politie geconstateerd dat een geitenhouder een mesthoop niet had afgedekt, terwijl deze naar zijn zeggen al zes weken buiten lag. Uit de mesthoop liep vocht naar het naastgelegen weiland. Op basis van het opgemaakte proces-verbaal legde de RVO een randvoorwaardenkorting op.
Pas in de beroepszaak voerde de geitenhouder aan dat de berg stalmest was afgedekt met compost in de vorm van zeefzand en dat het weglopende vocht bestond uit regenwater vermengd met enige compost. Ter onderbouwing van zijn verhaal had hij foto’s overlegd.
Het College schoof de foto’s echter terzijde, omdat niet duidelijk was op welk tijdstip deze waren genomen. Bovendien had het voor de hand gelegen dat de geitenhouder hier al tijdens het onderzoek op had gewezen of dit had aangevoerd in zijn zienswijze. Zij zag dan ook geen aanleiding aan de juistheid van het proces-verbaal te twijfelen.
Het advies is om bij controles alleen zaken te verklaren, waarvan de gevolgen te overzien zijn. Met het geven van een ontlastende verklaring moet echter niet te lang gewacht worden.
Natuurbeheertype ongeschikt criterium voor subsidiabiliteit grond
EU-lidstaten mogen in het kader van de betalingsrechten een lijst opstellen van areaal dat overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt (een zogenaamde negatieve lijst). Nederland heeft onder andere bepaald dat sommige natuurbeheertypen van steun worden uitgesloten. Bij deze beheertypen gaat men er van uit dat de betreffende percelen overwegend voor niet-landbouwactiviteiten worden gebruikt en daarom niet subsidiabel zijn.
In een zaak voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven draaide het om de vraag of er terecht geen betalingsrechten waren toegekend aan een landbouwer met betrekking tot twee buitendijks gelegen percelen.
Het College oordeelde dat het natuurbeheertype een ongeschikt middel is om te bepalen of landbouwareaal overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt. De natuurbeheertypen zijn met een ander doel vastgesteld door de provincies, terwijl in het kader van de betalingsrechten alleen de staatssecretaris van Economische Zaken bevoegd is te bepalen welke gronden niet subsidiabel zijn. Het was ook niet inzichtelijk op basis van welke criteria bepaalde natuurbeheertypen niet subsidiabel waren.
Daarbij komt volgens het College dat het maar de vraag is of natuurbeheer en de daarmee gepaard gaande activiteiten zo duidelijk van landbouwactiviteiten zijn te onderscheiden, dat de conclusie te rechtvaardigen is dat die niet-landbouwactiviteiten op het landbouwareaal in overwegende mate plaatsvinden.
Als de toekenning en/of uitbetaling van betalingsrechten al in rechte vaststaan, biedt deze uitspraak geen soelaas meer. Bij lopende procedures (en toekomstige gevallen) kan men wel gebruik maken van deze uitspraak.
De uitspraak van het college betekent echter niet dat de aanvankelijk uitgesloten percelen zonder meer subsidiabel zijn. Dit is bijvoorbeeld niet het geval indien er sprake is van verrommeling of verruiging van het perceel, bijvoorbeeld begroeiing met struiken, riet of pitrus.
Uitschaarverklaring via de rechter afgedwongen
Een melkveehouder (eiser) had, vanwege zijn door noodweer beschadigde stallen, in december 2014 tegen betaling tijdelijk 19 runderen gestald bij een andere melkveehouder (gedaagde). In september 2015 keerden alle runderen weer terug op het bedrijf van eiser. Het gevolg hiervan was dat de betreffende runderen bij eiser niet meetelden voor de referentie in het kader van het fosfaatreductieplan (peildatum 2 juli 2015). Daardoor leed eiser forse financiële schade (heffingen, omzetdaling wegens inkrimping veestapel). Deze schade zal alleen maar toenemen wanneer in 2018 het stelsel van fosfaatrechten wordt ingevoerd. Eiser verzocht daarom gedaagde om een uitschaarverklaring te ondertekenen, maar deze weigerde dit.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter was in deze situatie sprake van in- en uitscharen als bedoeld in de uitschaarverklaring. Het was niet aannemelijk dat, zoals gedaagde betoogde, de uitschaarverklaring alleen is bedoeld voor situaties waarin runderen in de zomermaanden op het land van een ander worden geweid. Het is immers een van de voorwaarden om van de uitschaarverklaring gebruik te kunnen maken, dat tussen 1 januari 2015 en 2 juli 2015 runderen zijn uitgeschaard. Uit de verklaring en de toelichting kon ook niet worden afgeleid dat eiser niet in aanmerking zou komen voor correctie, vanwege het feit dat zijn runderen al voor 1 januari 2015 bij gedaagde waren ondergebracht.
De voorzieningenrechter oordeelde dat van gedaagde verwacht mag worden mee te werken aan het invullen van de uitschaarverklaring. Door niet mee te werken, handelde gedaagde in beginsel in strijd met maatschappelijke betamelijkheid.
Gedaagde voerde verder aan, dat hij in 2015 al het voornemen had om zijn veestapel te vergroten en in april 2015 mondeling met een ander melkveebedrijf was overeengekomen om de koeien van dat bedrijf over te nemen. Dat de daadwerkelijke overname pas in september 2015 plaats vond, dus na de peildatum 2 juli 2015, kwam doordat tot september 2015 de koeien van eiser op zijn bedrijf waren gestald. Dit betoog kwam er volgens de rechter in feite op neer, dat gedaagde andere bedrijfseconomische afwegingen zou hebben gemaakt als hij vooraf had geweten dat de peildatum 2 juli 2015 cruciaal was. Die onbekendheid, met positieve en negatieve gevolgen, geldt echter voor iedere melkveehouder en kan geen rechtvaardiging zijn voor het zich toe-eigenen van de rechten verbonden aan de 19 runderen van eiser.
Aanvulling redactie:
Het insturen van een uitschaarverklaring inzake het fosfaatreductieplan is niet meer mogelijk. Waarschijnlijk geldt een soortgelijke verklaring binnen het stelsel van fosfaatrechten.
Aanpassing beoordeling emissies stallen
Het systeem voor het beoordelen van emissies uit stallen wordt aangepast. Hiermee wil men bevorderen dat stalsystemen die de emissie van ammoniak, fijnstof en geur reduceren, sneller toegang krijgen tot de markt en beschikbaar komen voor veehouders.
Opnemen van certificaten
Een belangrijk knelpunt is het feit dat de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) het op de markt brengen van innovatieve systemen remt. Een eerste ontwikkelaar maakt kosten om het stalsysteem te bemeten, om zo een definitieve emissiefactor te verkrijgen. Daarna kan eenieder een soortgelijk systeem nabouwen en op de markt brengen, zonder te meten. Zo’n systeem krijgt dezelfde factor. Fabrikanten kunnen daardoor huiverig worden een systeem in de markt te zetten. Daarom wordt het mogelijk een systeem met een certificaat op te nemen. Door de invoering van een certificaat worden de prestaties van één bepaald systeem nadrukkelijk gekoppeld aan één fabrikant.
Aanpassing beoordelingssystematiek
Het proces van totstandkoming van emissiefactoren wordt transparanter en korter gemaakt door de aanvragen alleen nog te laten beoordelen door technische adviseurs.
Voorstellen voor resterende knelpunten
Er wordt gewerkt aan oplossingen voor andere knelpunten. Zo zal er ruimte worden gecreëerd voor het experimenteren met nieuwe technieken voor de reductie van fijnstof.
Afwijzing bedrijfstoeslag bij verhindering controle
Volgens de Europese regelgeving worden steunaanvragen geheel afgewezen, indien de landbouwer of zijn vertegenwoordiging de uitvoering van een controle ter plaatse hinderen. Dit kan een controle zijn door de NVWA, maar bijvoorbeeld ook door het waterschap of het COKZ. Een controle in het kader van de steunaanvragen hoeft niet te worden aangekondigd.
In de praktijk komt het regelmatig voor dat een controle geweigerd of gehinderd wordt. Een controle kan best ongelegen komen. Weiger deze niet botweg, maar ga in overleg met de controleur om tot een oplossing te komen. Het is goed denkbaar dat de controleur een deel van zijn werk zonder uw aanwezigheid kan uitvoeren.
Generieke korting en uitbreiding knelgevallen fosfaatrechten
De staatssecretaris van Economische Zaken wil het generieke kortingspercentage bij de toewijzing van het aantal fosfaatrechten voor niet-grondgebonden melkveebedrijven, vaststellen op 8,3%. Een korting is nodig, omdat de fosfaatproductie op de peildatum 2 juli 2015 boven het sectorplafond lag. Bij de hoogte van de korting is rekening gehouden met de vrijstelling voor grondgebonden bedrijven en de knelgevallenvoorziening.
Vrijstellingen generieke korting
Aan bedrijven die in 2015 geheel grondgebonden waren, wordt geen korting opgelegd.Bedrijven die in 2015 een relatief klein fosfaatoverschot hadden, worden niet verder gekort dan tot het punt waarop het betreffende bedrijf in 2015 grondgebonden zou zijn.
Uitbreiden knelgevallenvoorziening
In de knelgevallenvoorziening was al rekening gehouden met melkveehouders in een overmachtssituatie, bijvoorbeeld ziekte, stalbrand of een verbouwing. De knelgevallenregeling wordt op advies van de Commissie knelgevallen fosfaatrechten via een AMvB uitgebreid met de volgende twee categorieën van bedrijven:
Nieuw gestarte bedrijven: het gaat hierbij om bedrijven die op basis van een aantal criteria kunnen aantonen dat sprake is van een nieuw gestart bedrijf. De compensatie bedraagt 50% van het verschil tussen de feitelijke melkveebezetting op 2 juli 2015 en de op die datum aanwezige stalcapaciteit. De onderbezetting moet daarbij meer dan 10% bedragen.
Bedrijven in een buitengewone situatie vanwege realisatie van een natuurgebied, de aanleg of het onderhoud van publieke infrastructuur of vanwege een algemene nutsvoorziening. De veebezetting moet hierdoor op 2 juli 2015 minimaal 5% lager zijn of het bedrijf moet tijdelijk niet-grondgebonden zijn.
Onafhankelijke bemonstering dikke fractie
Vaste mestmonsters bestaande uit dikke fractie mogen vanaf 1 oktober 2017 niet meer door vervoerders worden genomen, maar alleen nog door onafhankelijke monsternemers van een geaccrediteerde en erkende organisatie.
Dikke fractie
Dikke fractie is vaste mest bestaande uit koek na mestscheiding met mestcode 13 en 43, of een mengsel waarin mestcode 13 en/of 43 zit. Naast vrachtbemonstering wordt het onder strikte voorwaarden ook mogelijk een partij te bemonsteren. Dit mestmonster geldt dan voor meerdere vrachten van vaste dierlijke meststoffen uit de betreffende partij.
Partijbemonstering
De bemonstering mag per partij plaatsvinden, indien:
er sprake is van niet meer dan één partij op de bedrijfslocatie,
de afvoer van de gehele partij plaatsvindt binnen één dag en
de partij niet wijzigt van samenstelling of geheel of gedeeltelijk wordt verplaatst op de bedrijfslocatie tussen het moment van bemonstering en het moment van afvoer.
Let op: Gier en filtraat na mestscheiding (mestcode 11 en 41) en koek na mestscheiding (mestcode 13 en 43) moet bij aan- of afvoer altijd worden bemonsterd. Er kan bij deze mestsoorten dus geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling (bijv. boer-boer-transport of afvoer mest naar particulieren).
Flinke vermindering CO2-emissie glastuinbouw
De glastuinbouw heeft in 2011 op eigen initiatief het CO2-kostenvereveningssysteem (CO2-sectorsysteem) ingevoerd, om daarmee een vermindering van de CO2-emissie te bewerkstelligen. In dit systeem zijn financiële gevolgen verbonden aan het overschrijden van een vastgestelde CO2-emissieruimte.
In een convenant is afgesproken dat de CO2-uitstoot van de glastuinbouw in de periode 2013 tot en met 2020 lineair daalt met ruim 20% naar 6,2 Megaton (Mton) per jaar. Dit is een tegenprestatie van de glastuinbouw voor het lagere energiebelastingtarief op aardgas voor deze sector. Uit evaluatie blijkt dat de doelstelling is gehaald.
De CO2-doelstelling voor 2020 wordt echter wel aangescherpt van 6,2 naar 4,6 Mton. De convenantspartijen hebben besloten de CO2-emissieruimte voor 2020 technisch te corrigeren voor de verwachte vermindering van de elektriciteitsverkoop en de krimp van het areaal, aangezien de hiermee gepaard gaande CO2-reductie geen inspanning van de glastuinbouw vraagt. De emissieruimte voor 2015 en het eventueel opgebouwde positieve emissiesaldo worden vanaf 2015 op dezelfde wijze aangescherpt. Voor de tussenliggende jaren wordt de emissieruimte bepaald op basis van een lineaire lijn tussen 2015 en 2020.
Scheurmonster grasland op klei en veen vaak verplicht
Wanneer men na het scheuren van grasland een aangewezen relatief stikstofbehoeftig gewas teelt, is het gebruik van stikstofhoudende meststoffen alleen toegestaan als uit een representatief grondmonster (scheurmonster) blijkt dat de aanwezige hoeveelheid stikstof onvoldoende is om te voldoen aan de behoefte van het desbetreffende gewas. Dit geldt voor alle grondsoorten. Dit blijkt uit een schriftelijk antwoord van de RVO.
Voor zand- en lössgrond was men het erover eens dat in deze situatie een scheurmonster verplicht is, maar in de praktijk bestond onduidelijkheid of deze verplichting ook geldt voor klei- en veengrond. Het RVO-loket gaf hierover ook tegenstrijdige antwoorden.
Tot de relatief stikstofbehoeftige gewassen behoren onder meer: aardappelen, gras, maïs, plant- en zaaiuien, suikerbieten, winter- en zomertarwe, wintergerst en winterrogge. Bijvoorbeeld erwten, luzerne, spelt en zomergerst vallen hier niet onder.
Indien men grasland op zand- en lössgrond wil scheuren in de periode 1 februari tot 10 mei, is het telen van een relatief stikstofbehoeftig gewas zelfs verplicht. Op andere gronden geldt deze verplichting niet, maar in de praktijk vallen de meest geteelde gewassen hier wel onder.
Een overtreding kan leiden tot een boete, een randvoorwaardenkorting en/of intrekking van derogatie.
Afschrijving bedrijfsgebouwen
Voor de fiscale afschrijving van agrarische bedrijfsgebouwen gelden regels: afschrijving is in principe mogelijk zolang de boekwaarde niet lager is dan 50% van de WOZ-waarde. In de praktijk is dit echter nog niet zo gemakkelijk.
WOZ-waarde
Het is van belang dat de WOZ-waarde niet te hoog wordt vastgesteld. Er moet beoordeeld worden of met alle waardedrukkende factoren rekening is gehouden, zoals de staat van onderhoud, de aanwezigheid van asbest of andere verontreinigingen. Ook mogen zogenaamde ‘werktuigen’ (inventaris) niet in de waarde zijn opgenomen.
Boekwaarde
De boekwaarde van een bedrijfsgebouw bestaat uit verschillende elementen: de ondergrond, het gebouw en de inrichting en/of installaties. Sommige installaties worden gerekend tot de ‘werktuigen’, waarop de afschrijvingsbeperking niet van toepassing is. Bij werktuigen gaat het om alle zaken die uit een gebouw kunnen worden gehaald, zonder dat het gebouw daarbij al te veel beschadigd wordt. Over de meeste werktuigen bestaat inmiddels duidelijkheid over of deze wel of niet tot het gebouw behoren.
Voorbeelden van installaties die tot het gebouw behoren zijn: drinkwatervoorziening, elektrische installatie, verlichting en verwarming. Niet tot het gebouw behoren onder meer: melkwinningsapparatuur, melkrobot, luchtwassers, demontabele koel- of vriesunit en schermdoeken.
Splitsen gebouw en werktuigen
Gezien het verschil in afschrijvingspercentage is belangrijk beide onderdelen goed te splitsen. Bij nieuwbouw begint dit met een duidelijke splitsing op de facturen.
Aanhorigheden gebouw
Een ander belangrijk punt is dat de Belastingdienst stelt dat ook zaken als erfverharding, een mestsilo of een sleufsilo tot het gebouw behoren. Daarvoor zou dan ook de afschrijvingsbeperking gelden. De rechter moet hierover duidelijkheid geven, maar dat zal nog wel enige tijd duren. In de tussentijd zal men wel zelf een standpunt moeten innemen en zonodig bezwaar moeten aantekenen.
Alsnog compensatie voor zwangere zelfstandigen
Ondernemers die tussen 2004 en 2008 zwanger waren, hadden destijds geen recht op een zwangerschapsuitkering. Tot 1 augustus 2004 kon men een beroep doen op de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en vanaf 4 juni 2008 op de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (Wet ZEZ). In de tussenliggende periode bestond geen uitkeringsmogelijkheid.
Een aantal vrouwelijke zelfstandigen was het hiermee niet mee eens. Zij startten een procedure tegen de Staat en vroegen in het kader daarvan in 2015 alsnog een WAZ-uitkering aan bij het UWV. Deze weigerde de aangevraagde uitkeringen.
Onlangs is er duidelijkheid gekomen in deze zaak. De Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in deze, oordeelde dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen een zwangerschaps- en bevallingsuitkering toe te kennen. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen.
Deze uitspraak betekent dat vrouwelijke zelfstandigen (en meewerkende echtgenoten) die tussen 2004 en 2008 zwanger waren (mogelijk) met terugwerkende kracht een aanvraag voor een zwangerschapsuitkering kunnen indienen.
Fiscale aspecten fosfaatregelingen melkvee
Er is een werkgroep ingesteld die duidelijkheid moet verschaffen over de fiscale aspecten rondom ‘fosfaatregelingen’. De werkgroep bestaat uit: Belastingdienst, Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Financiën, LTO Nederland en het VLB. Over een aantal aspecten is reeds consensus bereikt, maar andere aspecten waren ten tijde van het schrijven van deze nieuwsbrief nog in behandeling.
Er is onder meer besloten dat aangekochte fosfaatrechten op de balans geactiveerd moeten worden, maar het is nog niet duidelijk of over deze rechten afschrijving mogelijk is. Er is ook nog geen duidelijkheid over de vraag of bij gemengde bedrijven de herinvesteringsreserve toegepast mag worden bij de verkoop van fosfaatrechten en de beëindiging van het melkveegedeelte.
BEX en gemengde bedrijven
Melkveebedrijven mogen de mestproductie ook berekenen op basis van de bedrijfsspecifieke excretie (BEX). Op veel van deze bedrijven zijn ook andere graasdieren aanwezig (bijvoorbeeld schapen, zoogkoeien of rosékalveren). Hiervoor zijn correctiefactoren in de BEX-berekening opgenomen, die de geschatte voeropname van de overige graasdieren in mindering brengen op het totale voerverbruik. Bij een groot aantal overige graasdieren wordt de BEX-berekening echter onnauwkeurig. Daarom mag BEX alleen worden toegepast als de forfaitaire fosfaatproductie van het melkvee (melkkoeien en jongvee) groter is dan 75% van de totale fosfaatproductie.
Indien de fosfaatproductie van het melkvee kleiner is dan 75% mag BEX alleen toegepast worden als voor de diercategorieën melkvee de voerstromen (dus ook de voeropslagen) administratief en aantoonbaar gescheiden zijn van die voor de andere categorieën. Als er bijvoorbeeld maïs wordt gevoerd aan zowel het melkvee als de rosékalveren, dan moeten hiervoor aparte kuilen aangelegd worden.
Als men naast het melkvee ook staldieren houdt, zullen de voerstromen ook volledig gescheiden gehouden moeten worden. Praktisch gezien zal dit alleen van toepassing zijn, wanneer er ook ruwvoer aan de staldieren wordt gevoerd.
Subsidie verwijderen asbestdaken
Alle asbestdaken moeten in 2024 verwijderd zijn. Sinds 1 januari 2016 kan diegene voor wiens rekening de verwijdering van het asbestdak komt, hiervoor subsidie aanvragen. Dit kunnen particulieren, (agrarische) ondernemers en overheidsinstanties zijn. De aanvraag voor subsidie moet binnen zes maanden na de verwijdering van het asbestdak digitaal ingediend worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De subsidie bedraagt € 4,50 per m2, met een maximum van € 25.000 per adres. Een belangrijke voorwaarde is dat de asbestverwijdering gebeurt door een gecertificeerd bedrijf.
In de subsidieregeling zijn onlangs twee wijzigingen aangebracht.
In de regeling is verduidelijkt dat voor elk te saneren object met een eigen adres (d.w.z. een aparte nummer- of letteraanduiding) een afzonderlijke aanvraag moet worden ingediend.
De voorwaarde dat de omvang van het geïnventariseerde asbestdak groter moet zijn dan 35 m2 komt te vervallen. Daardoor komen alle saneringen, ongeacht de omvang, in aanmerking voor subsidie. In sommige gevallen geldt op grond van andere regelgeving dat voor de verwijdering van kleine oppervlaktes geen professioneel, gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf verplicht is. Voor de subsidieregeling blijft echter de voorwaarde gelden dat de verwijdering van het asbestdak door een gecertificeerd bedrijf is uitgevoerd.
Belangrijke data
30 september 2017
Uiterste datum inzaai EA-vanggewas
Vanaf 1 oktober 2017
Verplichte onafhankelijke bemonstering dikke fractie na mestscheiding
Met onze Agro-Nieuwsbrief willen wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen die mogelijk uw bedrijf raken. Wij hebben aan de samenstelling de grootst mogelijke zorg besteed.
Wij aanvaarden echter geen aansprakelijkheid voor niet (meer) juiste informatie. Wilt u op basis van deze informatie actie ondernemen, dan is nader advies noodzakelijk. Voor een dergelijk advies kunt u een afspraak met ons maken. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere wijze, zonder schriftelijk toestemming van de uitgever.