Copy
Bericht van Maatwerk

Bedrijfsoverdrachten en pacht

Een agrarisch ondernemer had sinds 1970 een per­ceel landbouwgrond tegen betaling in gebruik voor zijn bedrijf. Vanaf 1984 exploiteerde hij samen met zijn zoon het gemengde landbouwbedrijf, eerst in maat­schap en later in vennootschap onder firma. In het najaar van 2014 werd de vennootschap onder firma ontbonden. Het bedrijf werd inclusief pachtrechten overgedragen aan de zoon.

De verpachter liet vervolgens weten dat de grond per 1 januari 2015 vrij van pacht moest zijn, maar de zoon bleef de grond gebruiken.

De pachtkamer van het Gerechtshof overwoog dat de vader nog wel werkzaamheden op het bedrijf verricht­te, maar dat vaststond dat hij de zeggenschap over het bedrijf, de gronden en zijn pachtrechten had over­gedragen aan zijn zoon. Hij voldeed daarmee niet meer aan de verplichtingen van de (goed) pachter.

Het hof oordeelde tevens dat de verpachter niet had ingestemd met medepacht door de zoon. Er waren geen feiten en omstandigheden waaruit zou blijken dat de verpachter instemde met de zoon als medepachter of waaruit de zoon dit zo had mogen opvatten.

De ondertekende grondgebruikersverklaringen uit 2002 en 2003 zagen enkel op het gebruik door de vennootschap, er kon niet uit worden afgeleid dat de verpachter ook de zoon accepteerde als pachter: im­mers de pachter was toen één van de vennoten. Door de wetenschap van en de mogelijke instemming met het gebruik van grond door een vennootschap, waar­van de pachter vennoot is, bestaat of ontstaat niet een  contractuele pachtverhouding met de vennootschap of na beëindiging daarvan, met de andere vennoten. Er kon ook niet worden aangetoond, dat er aan de eisen van indeplaatsstelling was voldaan.

De ontbinding van de pachtovereenkomst werd be­krach­tigd.


Herschikking GLB-budget

De staatssecretaris van Economische Zaken heeft besloten om zowel in 2018 als in 2019 € 30 miljoen over te hevelen van de eerste naar de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Van dit bedrag is € 20 miljoen bestemd voor het agra­rische natuurbeleid en € 10 miljoen voor de brede weers­verzekering.

Deze overheveling heeft tot gevolg dat het budget voor de rechtstreekse betalingen (uitbetaling beta­lings­rechten) verlaagd wordt. Dit betekent dat de be­drijfstoeslag met ca. 4% gekort zal moeten worden.

 
Compensatie rentederivaten:
automatisch of aanmelden?

Banken hebben in het verleden de wettelijke eisen bij de advisering van rentederivaten (renteswap, rente­cap) aan niet-professionele klanten onvoldoende na­ge­leefd, waardoor veel MKB-ondernemers (waaronder landbouwers) schade hebben geleden. De herbeoor­deling van de dossiers door de bank was volgens de Autoriteit Financiële Markten soms onjuist en onvol­ledig. De overheid heeft daarom de banken gedwon­gen op basis van een uniform herstelkader onderne­mers te compenseren voor de geleden schade.

Ondernemers die tussen 1 april 2011 en 1 april 2014 een rentederivaat hadden, worden actief benaderd door de bank.

Ook ondernemers die na 1 januari 2005 een rentede­rivaat zijn aangegaan, dat zou doorlopen tot na 1 april 2011, maar voordien is afgewikkeld, kunnen voor com­pensatie in aanmerking komen. Deze ondernemers moe­ten zich uiterlijk 30 september 2017 melden bij de bank.
 

Randvoorwaardenkorting terecht gebaseerd op proces-verbaal

Wat een ondernemer wel of niet moet verklaren bij bedrijfscontroles, door bij voorbeeld de NVWA, blijft een lastig punt. Enerzijds moet je oppassen geen din­gen te verklaren, die later in de procedure tegen je ge­bruikt kunnen worden. Anderzijds kan het niet noe­men van zaken betekenen, dat deze later niet meer aange­voerd kunnen worden.

In een zaak voor het College van Beroep voor het be­drijfsleven, ging het om de vraag of de RVO terecht een randvoorwaardenkorting had opgelegd. Bij een milieucontrole had de politie geconstateerd dat een geitenhouder een mesthoop niet had afgedekt, terwijl deze naar zijn zeggen al zes weken buiten lag. Uit de mesthoop liep vocht naar het naastgelegen weiland. Op basis van het opgemaakte proces-verbaal legde de RVO een randvoorwaardenkorting op.

Pas in de beroepszaak voerde de geitenhouder aan dat de berg stalmest was afgedekt met compost in de vorm van zeefzand en dat het weglopende vocht be­stond uit regenwater vermengd met enige compost. Ter onderbouwing van zijn verhaal had hij foto’s over­legd.

Het College schoof de foto’s echter terzijde, omdat niet duidelijk was op welk tijdstip deze waren geno­men. Bovendien had het voor de hand gelegen dat de geitenhouder hier al tijdens het onderzoek op had ge­we­zen of dit had aangevoerd in zijn zienswijze. Zij zag dan ook geen aanleiding aan de juistheid van het pro­ces-verbaal te twijfelen.

Het advies is om bij controles alleen zaken te verkla­ren, waarvan de gevolgen te overzien zijn. Met het ge­ven van een ontlastende verklaring moet echter niet te lang gewacht worden.

Natuurbeheertype ongeschikt crite­rium voor subsidiabiliteit grond

EU-lidstaten mogen in het kader van de betalings­rechten een lijst opstellen van areaal dat overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt (een zogenaamde negatieve lijst). Nederland heeft onder andere bepaald dat sommige natuurbeheertypen van steun worden uitgesloten. Bij deze beheertypen gaat men er van uit dat de betreffende percelen overwe­gend voor niet-landbouwactiviteiten worden gebruikt en daarom niet subsidiabel zijn.

In een zaak voor het College van Beroep voor het be­drijfsleven draaide het om de vraag of er terecht geen betalingsrechten waren toegekend aan een landbou­wer met betrekking tot twee buitendijks gelegen per­celen.

Het College oordeelde dat het natuurbeheertype een ongeschikt middel is om te bepalen of landbouwareaal overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt ge­bruikt. De natuurbeheertypen zijn met een ander doel vastgesteld door de provincies, terwijl in het kader van de betalingsrechten alleen de staatssecretaris van Eco­­nomische Zaken bevoegd is te bepalen welke gron­den niet subsidiabel zijn. Het was ook niet inzich­telijk op basis van welke criteria bepaalde natuur­be­heertypen niet subsidiabel waren.

Daarbij komt volgens het College dat het maar de vraag is of natuurbeheer en de daarmee gepaard gaande activiteiten zo duidelijk van landbouwactivi­tei­ten zijn te onderscheiden, dat de conclusie te recht­vaardigen is dat die niet-landbouwactiviteiten op het landbouwareaal in overwegende mate plaatsvinden.

Als de toekenning en/of uitbetaling van betalingsrech­ten al in rechte vaststaan, biedt deze uitspraak geen soelaas meer. Bij lopende procedures (en toekomstige gevallen) kan men wel gebruik maken van deze uit­spraak.

De uitspraak van het college betekent echter niet dat de aanvankelijk uitgesloten percelen zonder meer sub­sidiabel zijn. Dit is bijvoorbeeld niet het geval indien er sprake is van verrommeling of verruiging van het per­ceel, bijvoorbeeld begroeiing met struiken, riet of pit­rus.
 

Uitschaarverklaring via de rechter afgedwongen

Een melkveehouder (eiser) had, vanwege zijn door noodweer beschadigde stallen, in december 2014 tegen betaling tijdelijk 19 runderen gestald bij een andere melkveehouder (gedaagde). In september 2015 keerden alle runderen weer terug op het bedrijf van eiser. Het gevolg hiervan was dat de betreffende runderen bij eiser niet meetelden voor de referentie in het kader van het fosfaatreductieplan (peildatum 2 juli 2015). Daardoor leed eiser forse financiële schade (heffingen, omzetdaling wegens inkrimping veestapel). Deze schade zal alleen maar toenemen wanneer in 2018 het stelsel van fosfaatrechten wordt ingevoerd. Eiser verzocht daarom gedaagde om een uitschaar­verklaring te ondertekenen, maar deze weigerde dit.

Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningen­rechter was in deze situatie sprake van in- en uitscha­ren als bedoeld in de uitschaarverklaring. Het was niet aannemelijk dat, zoals gedaagde betoogde, de uit­schaar­verklaring alleen is bedoeld voor situaties waarin runderen in de zomermaanden op het land van een ander worden geweid. Het is immers een van de voorwaarden om van de uitschaarverklaring gebruik te kunnen maken, dat tussen 1 januari 2015 en 2 juli 2015 runderen zijn uitgeschaard. Uit de verklaring en de toelichting kon ook niet worden afgeleid dat eiser niet in aanmerking zou komen voor correctie, vanwege het feit dat zijn runderen al voor 1 januari 2015 bij ge­daagde waren ondergebracht.

De voorzieningenrechter oordeelde dat van gedaagde verwacht mag worden mee te werken aan het invullen van de uitschaarverklaring. Door niet mee te werken, handelde gedaagde in beginsel in strijd met maat­schap­pelijke betamelijkheid.

Gedaagde voerde verder aan, dat hij in 2015 al het voornemen had om zijn veestapel te vergroten en in april 2015 mondeling met een ander melkveebedrijf was overeengekomen om de koeien van dat bedrijf over te nemen. Dat de daadwerkelijke overname pas in september 2015 plaats vond, dus na de peildatum 2 juli 2015, kwam doordat tot september 2015 de koeien van eiser op zijn bedrijf waren gestald. Dit betoog kwam er volgens de rechter in feite op neer, dat ge­daagde andere bedrijfseconomische afwegingen zou hebben gemaakt als hij vooraf had geweten dat de peil­datum 2 juli 2015 cruciaal was. Die onbekendheid, met positieve en negatieve gevolgen, geldt echter voor iedere melkveehouder en kan geen rechtvaardiging zijn voor het zich toe-eigenen van de rechten verbon­den aan de 19 runderen van eiser.

Aanvulling redactie:
Het insturen van een uitschaarverklaring inzake het fosfaatreductieplan is niet meer mogelijk. Waarschijn­lijk geldt een soortgelijke verklaring binnen het stelsel van fosfaatrechten.


Aanpassing beoordeling emissies stallen

Het systeem voor het beoordelen van emissies uit sta­llen wordt aangepast. Hiermee wil men bevorderen dat stalsystemen die de emissie van ammoniak, fijnstof en geur reduceren, sneller toegang krijgen tot de markt en beschikbaar komen voor veehouders.

Opnemen van certificaten
Een belangrijk knelpunt is het feit dat de Regeling am­moniak en veehouderij (Rav) het op de markt brengen van innovatieve systemen remt. Een eerste ontwikke­laar maakt kosten om het stalsysteem te bemeten, om zo een definitieve emissiefactor te verkrijgen. Daarna kan eenieder een soortgelijk systeem nabouwen en op de markt brengen, zonder te meten. Zo’n systeem krijgt dezelfde factor. Fabrikanten kunnen daardoor hui­verig worden een systeem in de markt te zetten. Daarom wordt het mogelijk een systeem met een cer­tificaat op te nemen. Door de invoering van een cer­ti­fi­caat worden de prestaties van één bepaald systeem na­­drukkelijk gekoppeld aan één fabrikant.

Aanpassing beoordelingssystematiek
Het proces van totstandkoming van emissiefactoren wordt transparanter en korter gemaakt door de aan­vra­gen alleen nog te laten beoordelen door technische adviseurs.

Voorstellen voor resterende knelpunten
Er wordt gewerkt aan oplossingen voor andere knel­punten. Zo zal er ruimte worden gecreëerd voor het experimenteren met nieuwe technieken voor de reduc­tie van fijnstof.


Afwijzing bedrijfstoeslag bij verhindering controle

Volgens de Europese regelgeving worden steunaan­vragen geheel afgewezen, indien de landbouwer of zijn vertegenwoordiging de uitvoering van een controle ter plaatse hinderen. Dit kan een controle zijn door de NVWA, maar bijvoorbeeld ook door het waterschap of het COKZ. Een controle in het kader van de steunaan­vragen hoeft niet te worden aangekondigd.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een contro­le geweigerd of gehinderd wordt. Een controle kan best ongelegen komen. Weiger deze niet botweg, maar ga in overleg met de controleur om tot een op­los­sing te komen. Het is goed denkbaar dat de contro­leur een deel van zijn werk zonder uw aanwezigheid kan uitvoeren.

Generieke korting en uitbreiding knel­gevallen fosfaatrechten

De staatssecretaris van Economische Zaken wil het ge­nerieke kortingspercentage bij de toewijzing van het aantal fosfaatrechten voor niet-grondgebonden melk­vee­bedrijven, vaststellen op 8,3%. Een korting is no­dig, omdat de fosfaatproductie op de peildatum 2 juli 2015 boven het sectorplafond lag. Bij de hoogte van de korting is rekening gehouden met de vrijstelling voor grondgebonden bedrijven en de knelgevallen­voorziening.
 

Vrijstellingen generieke korting

Aan bedrijven die in 2015 geheel grondgebonden waren, wordt geen korting opgelegd.Bedrijven die in 2015 een relatief klein fosfaat­over­schot hadden, worden niet verder gekort dan tot het punt waarop het betreffende bedrijf in 2015 grondgebonden zou zijn.

Uitbreiden knelgevallenvoorziening
In de knelgevallenvoorziening was al rekening gehou­den met melkveehouders in een overmachtssituatie, bijvoorbeeld ziekte, stalbrand of een verbouwing. De knelgevallenregeling wordt op advies van de Commis­sie knelgevallen fosfaatrechten via een AMvB uitge­breid met de volgende twee categorieën van bedrij­ven:

Nieuw gestarte bedrijven: het gaat hierbij om be­drijven die op basis van een aantal criteria kun­nen aantonen dat sprake is van een nieuw ge­start bedrijf. De compensatie bedraagt 50% van het verschil tussen de feitelijke melkveebezetting op 2 juli 2015 en de op die datum aanwezige stal­capaciteit. De onderbezetting moet daarbij meer dan 10% bedragen.

Bedrijven in een buitengewone situatie vanwege realisatie van een natuurgebied, de aanleg of het onderhoud van publieke infrastructuur of vanwe­ge een algemene nutsvoorziening. De veebezet­ting moet hierdoor op 2 juli 2015 minimaal 5% lager zijn of het bedrijf moet tijdelijk niet-grond­gebonden zijn.


Onafhankelijke bemonstering dikke fractie

Vaste mestmonsters bestaande uit dikke fractie mo­gen vanaf 1 oktober 2017 niet meer door vervoerders worden genomen, maar alleen nog door onafhanke­lijke monsternemers van een geaccrediteerde en er­kende organisatie.

Dikke fractie

Dikke fractie is vaste mest bestaande uit koek na mest­scheiding met mestcode 13 en 43, of een meng­sel waarin mestcode 13 en/of 43 zit. Naast vrachtbe­mon­stering wordt het onder strikte voorwaarden ook mogelijk een partij te bemonsteren. Dit mestmonster geldt dan voor meerdere vrachten van vaste dierlijke meststoffen uit de betreffende partij.

Partijbemonstering
De bemonstering mag per partij plaatsvinden, indien:

er sprake is van niet meer dan één partij op de bedrijfslocatie,

de afvoer van de gehele partij plaatsvindt binnen één dag en

de partij niet wijzigt van samenstelling of geheel of gedeeltelijk wordt verplaatst op de bedrijfsloca­tie tussen het moment van bemonstering en het moment van afvoer.

Let op:  Gier en filtraat na mestscheiding (mestcode 11 en 41) en koek na mestscheiding (mest­code 13 en 43) moet bij aan- of afvoer altijd worden bemonsterd. Er kan bij deze mest­soorten dus geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling (bijv. boer-boer-transport of afvoer mest naar particulieren).

 

Flinke vermindering CO2-emissie glastuinbouw

De glastuinbouw heeft in 2011 op eigen initiatief het CO2-kostenvereveningssysteem (CO2-sectorsysteem) ingevoerd, om daarmee een vermindering van de CO2-emissie te bewerkstelligen. In dit systeem zijn financiële gevolgen verbonden aan het overschrijden van een vastgestelde CO2-emissieruimte.

In een convenant is afgesproken dat de CO2-uitstoot van de glastuinbouw in de periode 2013 tot en met 2020 lineair daalt met ruim 20% naar 6,2 Megaton (Mton) per jaar. Dit is een tegenprestatie van de glas­tuinbouw voor het lagere energiebelastingtarief op aardgas voor deze sector. Uit evaluatie blijkt dat de doelstelling is gehaald.

De CO2-doelstelling voor 2020 wordt echter wel aan­ge­scherpt van 6,2 naar 4,6 Mton. De convenantspar­tijen hebben besloten de CO2-emissieruimte voor 2020 technisch te corrigeren voor de verwachte ver­mindering van de elektriciteitsverkoop en de krimp van het areaal, aangezien de hiermee gepaard gaande CO2-reductie geen inspanning van de glastuinbouw vraagt. De emissieruimte voor 2015 en het eventueel opgebouwde positieve emissiesaldo worden vanaf 2015 op dezelfde wijze aangescherpt. Voor de tussen­liggende jaren wordt de emissieruimte bepaald op ba­sis van een lineaire lijn tussen 2015 en 2020.

 

Scheurmonster grasland op klei en veen vaak verplicht

Wanneer men na het scheuren van grasland een aan­gewezen relatief stikstofbehoeftig gewas teelt, is het ge­­bruik van stikstofhoudende meststoffen alleen toe­gestaan als uit een representatief grondmonster (scheur­monster) blijkt dat de aanwezige hoeveelheid stikstof onvoldoende is om te voldoen aan de behoefte van het desbetreffende gewas. Dit geldt voor alle grond­soorten. Dit blijkt uit een schriftelijk antwoord van de RVO.

Voor zand- en lössgrond was men het erover eens dat in deze situatie een scheurmonster verplicht is, maar in de praktijk bestond onduidelijkheid of deze verplich­ting ook geldt voor klei- en veengrond. Het RVO-loket gaf hierover ook tegenstrijdige antwoorden.

Tot de relatief stikstofbehoeftige gewassen behoren onder meer: aardappelen, gras, maïs, plant- en zaai­uien, suikerbieten, winter- en zomertarwe, wintergerst en winterrogge. Bijvoorbeeld erwten, luzerne, spelt en zomergerst vallen hier niet onder.

Indien men grasland op zand- en lössgrond wil scheu­ren in de periode 1 februari tot 10 mei, is het telen van een relatief stikstofbehoeftig gewas zelfs verplicht. Op andere gronden geldt deze verplichting niet, maar in de praktijk vallen de meest geteelde gewassen hier wel onder.

Een overtreding kan leiden tot een boete, een rand­voorwaardenkorting en/of intrekking van derogatie.

 

Afschrijving bedrijfsgebouwen

Voor de fiscale afschrijving van agrarische bedrijfs­gebouwen gelden regels: afschrijving is in principe mogelijk zolang de boekwaarde niet lager is dan 50% van de WOZ-waarde. In de praktijk is dit echter nog niet zo gemakkelijk.

WOZ-waarde
Het is van belang dat de WOZ-waarde niet te hoog wordt vastgesteld. Er moet beoordeeld worden of met alle waardedrukkende factoren rekening is gehouden, zoals de staat van onderhoud, de aanwezigheid van asbest of andere verontreinigingen. Ook mogen zoge­naamde ‘werktuigen’ (inventaris) niet in de waarde zijn opgenomen.

Boekwaarde
De boekwaarde van een bedrijfsgebouw bestaat uit ver­schillende elementen: de ondergrond, het gebouw en de inrichting en/of installaties. Sommige installaties worden gerekend tot de ‘werktuigen’, waarop de af­schrij­vingsbeperking niet van toepassing is. Bij werk­tuigen gaat het om alle zaken die uit een gebouw kun­nen worden gehaald, zonder dat het gebouw daarbij al te veel beschadigd wordt. Over de meeste werktuigen bestaat inmiddels duidelijkheid over of deze wel of niet tot het gebouw behoren.

Voorbeelden van installaties die tot het gebouw be­horen zijn: drinkwatervoorziening, elektrische instal­latie, verlichting en verwarming. Niet tot het gebouw behoren onder meer: melkwinningsappa­ratuur, melk­robot, luchtwassers, demontabele koel- of vriesunit en schermdoeken.


Splitsen gebouw en werktuigen
Gezien het verschil in afschrijvingspercentage is be­langrijk beide onderdelen goed te splitsen. Bij nieuw­bouw begint dit met een duidelijke splitsing op de fac­turen.

Aanhorigheden gebouw
Een ander belangrijk punt is dat de Belastingdienst stelt dat ook zaken als erfverharding, een mestsilo of een sleufsilo tot het gebouw behoren. Daarvoor zou dan ook de afschrijvingsbeperking gelden. De rechter moet hierover duidelijkheid geven, maar dat zal nog wel enige tijd duren. In de tussentijd zal men wel zelf een standpunt moeten innemen en zonodig bezwaar moeten aantekenen.
 

Alsnog compensatie voor zwangere zelfstandigen

Ondernemers die tussen 2004 en 2008 zwanger wa­ren, hadden destijds geen recht op een zwanger­schaps­uitkering. Tot 1 augustus 2004 kon men een beroep doen op de Wet arbeidsongeschiktheidsver­ze­kering zelfstandigen (WAZ) en vanaf 4 juni 2008 op de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandi­gen (Wet ZEZ). In de tussenliggende periode bestond geen uitkeringsmogelijkheid.

Een aantal vrouwelijke zelfstandigen was het hiermee niet mee eens. Zij startten een procedure tegen de Staat en vroegen in het kader daarvan in 2015 alsnog een WAZ-uitkering aan bij het UWV. Deze weigerde de aangevraagde uitkeringen.

Onlangs is er duidelijkheid gekomen in deze zaak. De Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in de­ze, oordeelde dat het UWV ten onrechte heeft gewei­gerd vrouwelijke zelfstandigen een zwangerschaps- en bevallingsuitkering toe te kennen. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van be­vallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen.

Deze uitspraak betekent dat vrouwelijke zelfstandigen (en meewerkende echtgenoten) die tussen 2004 en 2008 zwanger waren (mogelijk) met terugwerkende kracht een aanvraag voor een zwangerschapsuit­kering kunnen indienen.


Fiscale aspecten fosfaatregelingen melkvee

Er is een werkgroep ingesteld die duidelijkheid moet verschaffen over de fiscale aspecten rondom ‘fosfaat­regelingen’. De werkgroep bestaat uit: Belastingdienst, Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Fi­nanciën, LTO Nederland en het VLB. Over een aantal aspecten is reeds consensus bereikt, maar andere aspecten waren ten tijde van het schrijven van deze nieuwsbrief nog in behandeling.

Er is onder meer besloten dat aangekochte fosfaat­rechten op de balans geactiveerd moeten worden, maar het is nog niet duidelijk of over deze rechten af­schrijving mogelijk is. Er is ook nog geen duidelijkheid over de vraag of bij gemengde bedrijven de herinves­te­ringsreserve toegepast mag worden bij de verkoop van fosfaatrechten en de beëindiging van het melk­vee­gedeelte.


BEX en gemengde bedrijven

Melkveebedrijven mogen de mestproductie ook bere­kenen op basis van de bedrijfsspecifieke excretie (BEX). Op veel van deze bedrijven zijn ook andere graasdieren aanwezig (bijvoorbeeld schapen, zoog­koeien of rosékalveren). Hiervoor zijn correctiefactoren in de BEX-berekening opgenomen, die de geschatte voeropname van de overige graasdieren in mindering brengen op het totale voerverbruik. Bij een groot aantal overige graasdie­ren wordt de BEX-berekening echter onnauwkeurig. Daarom mag BEX alleen worden toegepast als de forfaitaire fosfaatproductie van het melkvee (melk­koeien en jongvee) groter is dan 75% van de totale fosfaatproductie.

Indien de fosfaatproductie van het melkvee kleiner is dan 75% mag BEX alleen toegepast worden als voor de diercategorieën melkvee de voerstromen (dus ook de voeropslagen) administratief en aantoonbaar ge­scheiden zijn van die voor de andere categorieën. Als er bijvoorbeeld maïs wordt gevoerd aan zowel het melk­vee als de rosékalveren, dan moeten hiervoor aparte kuilen aangelegd worden.

Als men naast het melkvee ook staldieren houdt, zul­len de voerstromen ook volledig gescheiden gehouden moeten worden. Praktisch gezien zal dit alleen van toepassing zijn, wanneer er ook ruwvoer aan de stal­dieren wordt gevoerd.

 

Subsidie verwijderen asbestdaken

Alle asbestdaken moeten in 2024 verwijderd zijn. Sinds 1 januari 2016 kan diegene voor wiens rekening de verwijdering van het asbestdak komt, hiervoor sub­sidie aanvragen. Dit kunnen particulieren, (agrarische) ondernemers en overheidsinstanties zijn. De aanvraag voor subsidie moet binnen zes maanden na de verwij­de­ring van het asbestdak digitaal ingediend worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De sub­sidie bedraagt € 4,50 per m2, met een maximum van € 25.000 per adres. Een belangrijke voorwaarde is dat de asbestverwijdering gebeurt door een gecertificeerd bedrijf.

In de subsidieregeling zijn onlangs twee wijzigingen aangebracht.

In de regeling is verduidelijkt dat  voor elk te saneren object met een eigen adres (d.w.z. een aparte num­mer- of letteraanduiding) een afzonderlijke aanvraag moet worden ingediend.

De voorwaarde dat de omvang van het geïnventari­seerde asbestdak groter moet zijn dan 35 m2 komt te vervallen. Daardoor komen alle saneringen, ongeacht de omvang, in aanmerking voor subsidie. In sommige gevallen geldt op grond van andere regelgeving dat voor de verwijdering van kleine oppervlaktes geen pro­fessioneel, gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf ver­plicht is. Voor de subsidieregeling blijft echter de voorwaarde gelden dat de verwijdering van het as­best­dak door een gecertificeerd bedrijf is uitgevoerd.

Belangrijke data

30 september 2017
Uiterste datum inzaai EA-vanggewas

Vanaf 1 oktober 2017
Verplichte onafhankelijke bemonstering dikke fractie na mestscheiding

Met onze Agro-Nieuwsbrief willen wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen die mogelijk uw bedrijf raken. Wij hebben aan de samenstelling de grootst mogelijke zorg besteed.

Wij aanvaarden echter geen aansprakelijkheid voor niet (meer) juiste informatie. Wilt u op basis van deze informatie actie ondernemen, dan is nader advies noodzakelijk. Voor een dergelijk advies kunt u een afspraak met ons maken. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere wijze, zonder schriftelijk toestemming van de uitgever.


 

Copyright © 2017 Maatwerk, All rights reserved.
Email Marketing Powered by Mailchimp