De 'Algemene verordening Gegevensbescherming' wil de privacy van min 16-jarigen beschermen. Daartoe verplicht ze digitale media die gegevens uitwisselen om eerst ouderlijke toestemming te vragen alvorens jongeren een account kunnen maken. KeKi schreef er recent een beleidsadvies over. Hier lees je alvast vier redenen waarom het beter kan.
1. De wetgeving sluit kinderen en jongeren potentieel uit
De Verenigde Staten introduceerde in het verleden met COPPA al gelijkaardige wetgeving voor jongeren onder de 13 jaar. Dit heeft er echter toe geleid dat grote internetbedrijven met marktmonopolies (zoals Google en Facebook) deze jongeren verhinderen om een account aan te maken. Ouderlijke toestemming controleren zou immers te moeilijk zijn.
Er is veel kans dat de aangepaste EU-wetgeving er toe zal leiden dat die leeftijdsgrens voor verschillende kanalen naar 16 jaar opgetrokken wordt.
2. De wetgeving bereikt niet noodzakelijk zijn doel maar heeft wel grote gevolgen voor participatierechten
Onderzoek van Apestaartjaren (2016) wijst uit dat 38% van de 9- tot 12-jarigen en 77% van de 13- tot 16-jarigen in België actief is op sociale media. Onder andere Facebook, Snapchat en Instagram zijn voor hen belangrijk. Kinderen onder de 13 geven hiervoor vaak een valse leeftijd op, wat het idee van de beschermingsregels teniet doet.
Bovendien kunnen digitale media ook kinderrechten helpen verwezenlijken. De online wereld kent niet enkel risico's: kinderen en jongeren tonen via deze weg ook hun blik op de wereld. Hen afsluiten van dit deel van de maatschappij staat haaks op hun participatierechten. Media-aanbieders hebben een sociale rol te vervullen. Het is dus belangrijk dat beleidsmakers verder denken dan beschermingsrechten.
3. Online weerbaarheid moet je leren
Onderzoek wijst uit dat de meeste jongeren in staat zijn om op een gezonde manier om te gaan met online risico's. Maar om weerbaarheid te ontwikkelen moet je kunnen leren uit je fouten in een omgeving die je daarbij ondersteunt.
Mediaplatformen die jongeren toegang ontzeggen doen het omgekeerde. Door deze zwart-wit benadering worden jongeren verhinderd om van jongs af aan om te leren gaan met de digitale wereld, terwijl die net zo belangrijk geworden is als de offline wereld. Op het moment dat kinderen dan de juiste leeftijd bereiken - of over hun leeftijd liegen - worden ze aan alle risico's ineens blootgesteld.
4. De regelgeving legt een te grote verantwoordelijkheid bij ouders
Ouders zijn vaak niet beter geïnformeerd over online risico's en privacyvoorwaarden dan hun kinderen. Het is niet juist om te veronderstellen dat alle ouders goed genoeg opgeleid zijn om gevolgen van online gedrag voldoende te kunnen inschatten.
Verplichte ouderlijke toestemming leidt in de meeste gevallen dus niet tot een betere online bescherming van kinderen. Beter is het om met grote onlinebedrijven een model overeen te komen dat kinderen en jongeren geleidelijk aan en beter begeleid laat deelnemen op het internet.
|