De ontnuchterende proeven van Otchakov
Rond de tijd dat in de nieuwgebouwde forten van de Antwerpse Buitengordel de pantserkoepels geplaatst werden, in september-oktober 1912,
kon kolonel Victor Deguise van de Belgische Genie (later, bij het begin van WO1 commandant van de Vesting Antwerpen) op uitnodiging van de Russische Groothertog Sergej Michajlowitsj schietproeven op een oefenfort bijwonen op een eilandje bij de monding van de Dnjeper-Boegrivieren, niet ver van de havenstad Otchakov aan de Zwarte Zee : nu Otchakiv in Oekraïene.
Dat oefenfort was o.m. bewapend met een Belgische draaikoepel voor twee 15 cm-kanonnen.
Bij de beschieting werden kanonnen van 7,5 cm en 15 cm gebruikt, naast houwitsers van 12 cm en 15 cm en een 28 cm-mortier.
Deguise constateerde bij die schietproeven alvast, maar te laat dus (!), dat er een aantal fouten begaan waren bij de bouw van voormelde nieuwe Antwerpse forten :
1) Het (ongewapende !) beton werd niet continu gegoten en had niet eenzelfde samenstelling.
2) Er was geen bekleding van de binnenwelving voorzien : bvb.door een voeringplaat ofte schrikplaat.
3) Er ontbraken goede afsluitingen van de openingen van deuren en vensters : de vensters konden enkel met balken worden geblindeerd.
Tijdens de beschieting van 1914 zouden die fouten zich wreken :
bij de bombardementen begonnen de betonlagen van gewelven en muren over elkaar te schuiven, door het ontbreken van de bekleding regende het betonstof in de lokalen, vielen er stukken gewelf naar beneden, enz.
Deguise merkte ook tekorten op m.b.t. de 15 cm-koepel, de dikte van het dekpantser (20cm) was onvoldoende, ook het voorpantser en zijn betonring voldeden niet : reeds bij een beschieting met een 15cm kanon werd de betonring weggeschoten, waardoor het metaal bloot kwam te liggen.
Bij het indienen van zijn verslag aan de regering stelde hij daarom voor Antwerpen aanpassingen voor, maar daar komt niets van terecht.
Bij het uitbreken van de oorlog zijn de ingegoten koepels eerder een uitzondering, de fortwallen zijn nog werven met betonmolens, hopen zand en keien. De fortgarnizoenen moeten dan maar noodbetonneringen uitvoeren met zandzakjes gevuld met zand en cement : die zullen natuurlijk vlug uiteengeschoten geraken.
Tijdens de Otchakovproeven werd eigenlijk al duidelijk dat de Antwerpse pantserforten wel bestand waren tegen beschieting met een 15cm-kanon, maar niet tegen verticaal vuur uit een 28cm-mortier, opgesteld buiten het bereik van de fortartillerie.
Pro memorie : in 1914 zouden die forten vanop ca.10 km beschoten worden met geen 28cm, maar 42cm-projectielen, terwijl er ook niets ondernomen werd om op het "voorterrein" de (toch noodzakelijke) vijandelijke waarneming te beletten. Het pleit was dus snel beslecht.
Luitenant-Generaal Deguise probeerde bij de Slag om Antwerpen, begin oktober 1914, te doen wat hij kon. Hij bleef zowat tot het laatst in de Vesting (op de linker Schelde-oever) en vluchtte op 10 oktober met 30.000 van zijn soldaten naar Nederland, waar hij zou blijven tot het einde van de oorlog.
|