JUAN D’ARIENZO
VIOLIST, ORKESTLEIDER (1900–1976)
Als jongen begon Juan al met de tango, en trad veel op met d’Agostino. Het sleuteljaar in zijn carrière is 1935 toen hij speelde in de club Chantecler. In dat jaar kwam pianist Rodolfo Biagi in het orkest. Hij veranderde de 4/8 terug in de 2/4 maat van de snelle, vrolijke en primitieve tango’s. Een jaar later was hij gevestigd.
Stilistisch is d’Arienzo de tegenpool van Julio De Caro. In 1938 verliet Biagi het orkest, maar de stijl bleef.
De dans was bijzaak geworden en had plaats gemaakt voor lyriek en zang, het arrangement rukte op. Maar d’Arienzo blies een frisse en jeugdige wind door de tango en gaf de tango terug aan de ‘voeten van de dansers’.
Hij werd de Koning van de Maat. Hoewel veracht door tangoliefhebbers, maakte hij de opleving mogelijk van de gouden jaren veertig.
Volgens d’Arienzo is tango ritme, moed, sterkte en karakter; de oude tango (guardia vieja) had dat allemaal. “Dat moeten we niet kwijtraken. De neergang komt door de zangers, het orkest werd een begeleiding. De stem mag niet meer zijn dan een extra instrument, het orkest mag niet opgeofferd worden. Gelukkig is de tango weer tot leven gekomen met de vitaliteit van zijn beste jaren. Ik ben er trots op daaraan te hebben bijgedragen”.
Vlak voor zijn dood vertelde hij nog dat de piano het fundament is van zijn orkest, de vierde viool moet als een alt of cello klinken.
Mensen herinnerde zich hem met tederheid, met wat nostalgie en iets van spot.
|