Een jonge vrouw komt naast me zitten.
Op de vraag wat we voor haar kunnen doen zegt ze: “ik weet het niet, ik ben nooit goed genoeg”.
Vóór haar geboorte is een miskraam geweest en haar moeder heeft haar verteld dat als die geleefd had, dat zij er dan niet geweest zou zijn. Ik laat haar zeggen: “Ik ben nummer drie”. (In plaats van nummer twee, ze heeft één oudere zus). Later hoor ik dat ze nog vier broers en zussen heeft. “Hoezo zou jij er dan
geweest zijn?” Flap ik eruit. (En ik denk nog: “Oei wat moet je als ouder toch oppassen met wat je zegt, nou denkt zo’n kind dat t geen recht op leven heeft en daar komt dan zo’n levenslange gedachte dat je niet goed genoeg bent uit voort..”)
We stellen de ouders en zes kinderen op. Dan komt de representant van de miskraam erbij.
De kinderen van daarná...
|