Het LAATSTE NIEUWS op het gebied van OMGEVINGSRECHT
View this email in your browser

OMGEVINGSFLITS nr. 351 - 1 april 2022

INHOUDSOPGAVE

Algemeen
   Actualiteiten Omgevingsflits

Bestemmingsplannen
   Na tussenuitspraak geen nieuwe gronden die tegen oorspronkelijk besluit konden worden aangevoerd
   Vooroverleg provincie in strijd met verplichting vooroverleg uit artikel 3.1.1 lid 1 Bro

Handhaving
   Invordering kosten bestuursdwang onevenredig
   Voorlopige voorziening enkel op basis van een belangenafweging

Natuurbescherming
   Cumulatie onderzoek Wet natuurbescherming

Actualiteiten Omgevingsflits
SAM heeft dit voorjaar drie mini-symposia 'Actualiteiten Omgevingsrecht' georganiseerd en het laatste symposium vindt plaats op 12 april a.s. Hiervoor nodigen wij u van harte uit!
 
Tijdens het symposium worden de belangrijkste ontwikkelingen en rechtspraak in het omgevingsrecht behandeld van het afgelopen half jaar. Deelname is kosteloos en staat open voor juristen en juridische medewerkers die werkzaam zijn bij gemeenten, provincies en waterschappen. Het symposium wordt online gehouden. Wilt u hieraan deelnemen, dan kunt u zich opgeven via e-mailadres: contact@susanschaap.nl

Na uw opgave ontvangt u nadere informatie over het symposium. Wij kijken uit naar uw deelname!

TERUG NAAR BOVEN
Na tussenuitspraak geen nieuwe gronden die tegen oorspronkelijk besluit konden worden aangevoerd  
Bij tussenuitspraak van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:531, heeft de Afdeling overwogen dat de raad van de gemeente Molenlanden een tweetal gebreken in bestemmingsplan "Noordeloos, [locatie 1]" moet herstellen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 15 juli 2021 het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
 
Appellant sub 2 en appellant sub 3 kunnen zich niet verenigen met de plandelen met de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Agrarisch" op het perceel [locatie B].
 
In AbRvS 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:952, ziet de Afdeling zich bij de beroepen van deze appellanten in de eerste plaats voor de vraag gesteld of die beroepen ontvankelijk zijn. De Afdeling stelt vast dat appellanten geen beroep hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit van 7 mei 2019. Volgens de Afdeling zijn er geen gronden die moeten leiden tot het oordeel dat hun redelijkerwijs niet valt te verwijten dat zij tegen het besluit van 7 mei 2019 geen beroep hebben ingesteld. Dit betekent volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:1354, dat appellanten in hun beroep tegen het besluit van 15 juli 2021 alleen dan kunnen worden ontvangen indien en voor zover zij door dat besluit in een nadeligere positie zijn gebracht.
 
Volgens de Afdeling brengen de aanpassingen van de plandelen appellanten niet in een nadeligere positie. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat de beroepen van appellanten niet-ontvankelijk zijn.
 
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rob
TERUG NAAR BOVEN

Vooroverleg provincie in strijd met verplichting vooroverleg uit artikel 3.1.1 lid 1 Bro
De gemeenteraad van Bergen heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een verplaatsing van een Aldi supermarkt met daarboven 12 appartementen en daarachter 24 grondgebonden woningen. De huidige Aldi is volgens de raad ongunstig voor de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit in de kern, met de verplaatsing beoogt de raad het autoverkeer in de kern van Bergen te verminderen. Daarnaast biedt de nieuwe locatie ruimte voor een moderne en grotere Aldi ter vervanging van de huidige vestiging, die de kleinste van Nederland is.
 
GS komen tegen het plan in beroep. Allereerst omdat geen vooroverleg met het provinciebestuur is gevoerd. Daarnaast voorziet het plan volgens GS ten onrechte in een grote supermarkt en nieuwe woningen buiten bestaand stedelijk gebied. Hier worden alleen de overwegingen met betrekking tot het schenden van de overlegverplichting samengevat, maar de uitspraak is ook ten aanzien van de overige overwegingen lezenswaardig (ECLI:NL:RVS:2022:961)
.
 
GS betogen dat het gemeentebestuur in strijd met artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geen vooroverleg met het provinciebestuur heeft gevoerd. Overleg heeft plaatsgevonden aan de hand van een globale schets van het plan, zonder (voor)ontwerp bestemmingsplan. Verder is pas enkele dagen voor de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan meegedeeld dat het plan naast een supermarkt ook 36 woningen mogelijk zou maken. Daarbij zou druk zijn uitgevoerd om met het plan akkoord te gaan omdat het verschuiven van de terinzagelegging er toe zou leiden dat het plan onder de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zou vallen, waarmee het plan in strijd is.
 
Hoewel de raad niet is gebonden aan het standpunt van het provinciebestuur in het kader van vooroverleg, moet het gemeentebestuur de procedure wel zo vorm te geven dat de vooroverlegreactie van de provincie van reële betekenis kan zijn in de besluitvorming. Dat is in dit geval niet het geval geweest. Enerzijds door de beperkte informatievoorziening en anderzijds gelet op de korte termijn die het provinciebestuur is gegund om een reactie te geven op de plannen. Het plan is derhalve vastgesteld in strijd met de verplichting tot vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro. Het betoog slaagt.
 
Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u contact opnemen met Janike

TERUG NAAR BOVEN
Invordering kosten bestuursdwang onevenredig
In de uitspraak van 30 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:936) gaat het om een besluit tot invordering van de kosten van bestuursdwang. Het bestuursdwangbesluit was genomen vanwege een in strijd met de WVW 1994 voor een garagebox geparkeerde auto. De auto was afgevoerd en opgeslagen. De met die toepassing van bestuursdwang gemaakte kosten bedroegen zo’n 6.300 euro. Er was sprake van persoonlijke omstandigheden die onder meer te maken hadden met aangeboren hersenletsel bij de overtreder. Gezien die omstandigheden, de hoogte van de kosten en de financiële situatie van overtreder, komt de Afdeling tot de conclusie dat invordering van de kosten van bestuursdwang in dit geval onevenredig was.
 
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique
TERUG NAAR BOVEN
Voorlopige voorziening enkel op basis van een belangenafweging
Interessant is het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak d.d. 29 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:977. Het proces-verbaal geeft weinig informatie over de zaak zelf. Duidelijk is wel dat het gaat om een bestuursdwangbesluit op grond waarvan een blijkbaar illegaal gerealiseerde woning zal moeten worden afgebroken. De rechtbank heeft overtreder in het ongelijk gesteld en tegen die uitspraak is hoger beroep ingediend. Waar in voorlopige voorzieningen veelal (ook) een voorlopige beoordeling van de zaak zelf wordt gegeven, wordt in deze zaak enkel en alleen op basis van een belangenafweging geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden toegewezen. De Voorzieningenrechter overweegt dat er geen acuut belang is bij verwijdering van de woning. Toch opvallend wat mij betreft dat tot deze uitspraak wordt gekomen, zonder enig inzicht te geven in de kansen die overtreder in hoger beroep heeft.
 
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique
TERUG NAAR BOVEN
Cumulatie onderzoek Wet natuurbescherming
In de uitspraak van de AbRvS van 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:947, komen appellanten op tegen de komst van een clubhuis aan een motortoerclub. Appellanten beroepen zich op cumulatie, maar in dit geval maakt het bestemmingsplan geen gebruik mogelijk waarbij een bijdrage groter dan 0,00 mol/ha/jr aan stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden optreedt. Om die reden hoeft de raad geen onderzoek naar cumulatieve effecten uit te voeren (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1573).

In de uitspraken van 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:948 en 953 gaat het om natuurvergunningen voor de garnalenvisserij in Nederlandse Natura 2000-gebieden voor een bepaalde tijd. Deze vergunningen zijn in een eerdere ronde ook al eens vernietigd omdat toen de cumulatieve gevolgen niet in kaart waren gebracht. De minister heeft de Wnb-vergunning vervolgens in stand gelaten. Volgens de minister volgt uit een addendum dat de cumulatieve gevolgen van de Nederlandse en Belgische garnalenvisserij in de Westerschelde niet significant zijn. 

Volgens Natuurmonumenten had de minister meer onderzoek moeten doen naar de gevolgen van de visserij voor de natuur. Ook maakt zij zich zorgen over de gevolgen van samenloop, nu ook Belgische vissers op garnalen mogen vissen in de Westerschelde. Zij vindt dat de minister de cumulatieve gevolgen heeft onderschat. Ook zijn volgens Natuurmonumenten de gevolgen van de zogenoemde bodemberoering niet meegenomen.

De Afdeling acht de motivering van de besluiten onvoldoende. Zo gaat de minister niet in op de stelling van Natuurmonumenten dat de Belgische visuren niet zijn gemaximeerd. Daarnaast worden de gevolgen van de bodemberoering in het besluit niet besproken. Dit klemt temeer omdat Natuurmonumenten een onderzoek heeft ingebracht waarin volgens haar wetenschappelijk wordt bevestigd dat bodemberoering tot dominantie van de Amerikaanse zwaardschede leidt en dat dit ten koste gaat van typische soorten. Het cumulatieonderzoek moet dus nog eens over worden gedaan.
 
Voor meer informatie over deze uitspraken kunt u contact opnemen met Susan
TERUG NAAR BOVEN
(0570) 760571
Monique Blokvoort
(026) 7024787
Ineke van Leeuwen
(035) 5431333
Janike Haakmeester
(06) 46842717
Susan Schaap
(038) 7601383
Rob Wertheim
(026) 7024787
Eelco de Jong
(033) 4656240
Jan Veltman
Bezoek onze website
Twitter SAM Advocaten
Website SAM Advocaten
LinkedIn SAM Advocaten
twitter over dit nieuws twitter over dit nieuws
stuur door stuur door
deel op je LinkedIn deel op je LinkedIn
Copyright © 2022 SAM Advocaten, All rights reserved.


Want to change how you receive these emails?
You can update your preferences or unsubscribe from this list

Email Marketing Powered by Mailchimp