Duisternis hoort – net als stilte, een onvervuilde bodem en schoon grondwater – tot de meest elementaire natuurkwaliteiten. We moeten er dus zuinig op zijn en proberen dit zo min mogelijk te verstoren, zeker in natuurgebieden. Duisternis ’s nachts hoort bij de natuur en is belangrijk voor dieren.
Hoe verder van de evenaar, dus hoe grotere lichtverschillen, hoe meer de natuur zich richt op het licht als informatiebron. Licht geeft informatie over de tijd en over de plaats van bevinden. In Noord-Europa is het daarom zaak de natuur zo min mogelijk te verstoren met licht.
Een overdaad aan licht verstoort het bioritme van allerlei organismen en kan een heel ecosysteem ontwrichten. Dit heeft allerlei indirecte gevolgen. Veranderingen in de verhouding tussen licht en donker is vaak het natuurlijke signaal voor veranderingen in gedrag, zoals trek- en broedgedrag en voedsel zoeken. Verstoring daarvan leidt tot aantasting van de conditie en alertheid.
|