Ooit wandelde ik voor het eerst een echte grotemensen wandeling en het was meteen episch wandelen. Ik liep samen met mijn ex-vrouw de Samariakloof op Kreta.
Na een week ouzo, moussaka en kankeren op het toeristenvolk besloten we op een zaterdagochtend met het openbaar vervoer naar het startpunt van de wandeling te reizen. Daarna zouden we fijn 16 kilometer kloof gaan lopen.
Ik zag dat als volgt voor me: peilloze diepten, verbluffende vergezichten, een kruik water aan je droge mond, rotsblokken zo groot als de plaatselijke V&D, een verdwaalde geit en de uiteindelijke beloning: een aankomst op het vulkanische strand.
Waar ik geen rekening mee had gehouden, was dat er die ochtend nog 1700 mensen op hetzelfde idee waren gekomen. Als lemmingen werden we door de kloof gedrukt. Midden in de overweldigende natuur hoorde ik 16 kilometer lang een vrouw vlak achter mij in het Duits klagen over haar schoeisel.
Ik had een romantisch arriveren op het zwarte zand gefantaseerd, maar het werd uiteindelijk het samenhokken van honderden mensen om een kraam die chocoladerepen vol suiker verkocht. De hele terugweg lang naar ons hotel heb ik met mijn wang tegen de baard van een wildvreemde Griek aan gehangen.
Daarna heb ik 35 jaar niet meer gewandeld. De laatste tijd begint het weer voorzichtig op gang te komen. Met Tanja loop ik regelmatig de Singelloop rondom Leiden en tijdens onze korte vakanties in de Ardennen loop ik met mijn kinderen door de bossen. Toch raak ik de angst voor het ontmoeten van andere wandelaars niet kwijt.
Als ik tijdens een wandeling 90 meter voor me andere wandelaars zie, dan zakt de bodem uit mijn bestaan. Alles is meteen verpest. Wat moet ik doen? Langzamer lopen zodat ik ze niet meer zie? Dat is gevaarlijk, want misschien lopen er achter me ook een paar mensen die mij dan weer gaan passeren en dan hoor ik ze praten over een vegetarische hamburger, ik zeg maar wat, dat die net zo lekker is als een gewone hamburger, maar dat wil ik helemaal niet, horen wat een ander eet, ik wil een vogel zien en dan kunnen fluisteren: ‘Kijk, een blauwbaard- je, daar op die tak! Volg mijn vinger.’
Wandelen doe je bijna nooit meer alleen. Ik herinner mij een vakantie in Spanje. Ik reed met Tanja van San Sebastian naar Léon. In iedere stad waar wij logeerden, ergerde ik me gek aan de honderden wandelaars die de route naar Santiago de Compostella liepen. De Efteling op wandelschoenen. Vlak naast een monumentale kerk hoorde ik ze maar kwekken over de afgelegde hoeveelheid kilometers. Het was een wedstrijd verpissen, maar dan in de hardcorewandel- wereld.
Uiteindelijk vond ik troost in de wandeldagboeken van J.J. Voskuil. Hij beschrijft gortdroog de knarsende woede wanneer hij en zijn vrouw zich achter een rotsblok moeten verstoppen voor andere wandelaars. Zijn vrouw wil ieder dier dat dood langs de weg ligt begraven.
Die machteloosheid herken ik. Iets heel graag heel erg leuk willen vinden en dat het weer wordt verpest door mensen die tijdens het wandelen, vlak achter je, over het openbaar vervoer lopen te lullen.
|