Resultaten CES-project 2022
In het voorjaar van 2022 waren er op 41 plekken vogelringers actief op een Constant Effort Site. In totaal werden er een kleine 21.000 vogels gevangen tijdens alle sessies. De overleving van de meeste Afrikagangers lag dit voorjaar behoorlijk laag. Bij onder andere Kleine Karekiet en Grasmus werd een absoluut dieptepunt bereikt wat betreft het percentage adulte vogels dat werd terug gevangen op de ringplek.
Foto Kleine Karekiet: Lars Buckx
|
|
|
|
Kaart met alle in 2022 actieve Constant Effort Sites met hun belangrijkste habitat.
|
|
Op bezoek bij: CES 56 Stolwijkse Boezem, Gouderak
|
|
|
Naam ringplek: CES 56 Stolwijkse Boezem, Gouderak
Biotoop: halfopen landschap met loofbos en struweel
Aantal vrijwilligers: 4 (vaste)
Aantal meters net: 126
Actief sinds: 2001
|
|
Hoe ziet jullie CES-plek eruit?
In de Krimpenerwaard, een veenweidegebied ten zuiden van Gouda, ligt het plaatsje Gouderak langs de Hollandse IJssel. Ten westen van Gouderak ligt een oude boezem, bestaande uit een halfopen landschap met schraal graslanden tussen de bosschages van zwarte els, gewone es, vlier, meidoorn en lijsterbes. De Stolwijkse Boezem is eigendom van het Zuid-Hollands Landschap en wordt doorsneden door een tiendweg. Het noordelijke deel is toegankelijk voor bezoekers. De zuidelijke boezem is niet toegankelijk voor bezoekers.
|
|
Wie zijn de ringers?
Erik Kleyheeg (F65): leerde het ringwerk van Marcel en Cor in de Stolwijkse Boezem en heeft sinds 2010 een ringvergunning. Hij is op verschillende plekken in Nederland actief met het ringen van uiteenlopende soortgroepen, meestal onder de vlag van VRS Nebularia. Sinds zijn promotieonderzoek heeft Erik een speciale interesse in het ringen van eenden.
|
|
|
Cor Oskam (T76): is sinds 2000 actief bij VRS Nebularia en vanaf 2003 een ringvergunning. Buiten het ringen in de Stolwijkse Boezem doet Cor ook onderzoek in de Hooge Boezem bij Haastrecht, een gebied waar natuurontwikkeling heeft plaats gevonden. Daarnaast doet Cor nestkastonderzoek bij Steenuil, Kerkuil en kleurringonderzoek bij Torenvalken. In het najaar is hij actief op de vinkenbaan op Westenschouwen en heeft grote interesse in het geslacht Phylloscopus (boszangers).
|
|
|
Marcel Schildwacht (T77): is vanaf 1999 actief binnen VRS Nebularia en heeft sinds 2003 een ringvergunning. Marcel is verder actief met het ringen van uilen en kleurringen van Torenvalken, Huismussen en actief op de vinkenbaan van Westenschouwen waar hij altijd enthousiast wordt met het vangen van vinkachtige, Grote Gele Kwikstaarten en Kruisbekken. In de Stolwijkse Boezem is de Spotvogel en de Rietzanger zijn favoriet.
|
|
|
Morrison Pot (L70): is sinds 2008 namens VRS Nebularia betrokken bij het ringwerk in de Stolwijkse Boezem en heeft sinds 2012 een ringvergunning. Inmiddels is hij op diverse locaties betrokken bij onderzoek naar verschillende soorten, vooral zangvogels. De Stolwijkse Boezem gaat nooit vervelen waar Morrison elk jaar uitkijkt naar de terugkomst van langeafstandstrekkers zoals Fitis, Bosrietzanger en Spotvogel.
|
|
Waar het begon
Vanaf 2003 toen Cor Oskam en Marcel Schildwacht een ringvergunning verkregen, zijn ze zelfstandig met de CES aan de slag gegaan. De ringlocatie is niet echt een nat moeras, maar een vochtige boezem waar de eerste jaren wel enkele plekken met riet en ruigte stond. Echter is dat de laatste jaren verdwenen en ingenomen door braamstruweel. Dit zien we ook terug in de samenstelling van vogels die we vangen. Vingen we in de beginjaren tussen de 25 en 30 Kleine Karekieten (inclusief terugvangsten) per jaar, vanaf 2016 zitten vangen we er nog geen 10 per jaar. Ook de Rietzanger is sterk teruggelopen. Vingen we er de eerste tien jaar gemiddeld 23 per jaar, de laatste tien jaar zijn dat er gemiddeld 11 per jaar. De Matkop is tot 2011 een jaarlijkse broedvogel met 3-13 vangsten per jaar. Vanaf 2012 is er niet één Matkop meer gevangen.
Zwartkop, Tuinfluiter en Spotvogel
De Zwartkop met gemiddeld 45 vangsten op jaarbasis blijft samen met de Tuinfluiter (gem. 27 vangsten) redelijk stabiel. Een aantal Zwartkoppen zijn voorzien met een datalogger. Hiervan hebben we er één teruggevangen waaruit bleek dat de vogel in de wintermaanden in Marokko verbleef. De Spotvogel is in de Krimpenerwaard een algemene broedvogel en ook in de Stolwijkse Boezem vangen we deze soort zeer regelmatig. Maar het is wel een soort die een golvend patroon laat zien; 2-3 jaren een dip en vervolgens 3-4 jaar een opleving. Gemiddeld vangen we bijna 16 Spotvogels op jaarbasis
|
|
|
Dit is een van de Zwartkoppen die we hebben voorzien van een datalogger. Ze zijn erg klein en daarom nauwelijks zichtbaar.
|
|
Altijd spannend bij de brug
Aan de westzijde van de boezem liggen enkele eilandjes met hakhout. Het leek ons leuk om hier een brug te maken en daar een mistnet op te plaatsen in de hoop een IJsvogel te vangen. Dat is aardig gelukt, want we hebber de afgelopen 21 jaar maar liefst 20 gevangen. Opvallend was een IJsvogel waarvan de bovensnavel voor de helft was afgebroken, maar toch in goede conditie was. Ook geeft de brug soms hilarische situaties. Een brug in een drassig veenweidegebied heeft een bepaalde draagkracht, als je dan met twee man op een brug gaat staan om vogels uit het net te plukken, dan moet je niet raar opkijken als de palen in de sloot opeens 30 cm naar beneden zakken.
Of je komt bij de brug en je mistnetpalen staan in een hoek van 60 graden. Wat is er door het net gevlogen? Een Knobbelzwaan of een Aalscholver? We hebben het nooit geweten.
|
|
|
Tussen 2001 en 2022 hebben we 9.914 keer een vogel uit het net gehaald verdeeld over 45 soorten. Sommige vangen elk jaar, maar er zijn ook soorten bij die we maar één keer in onze handen hebben gehad. Zo hebben we ooit een Bergeend en Smient uit een mistnet gehaald. Maar ook een keer een doortrekkende Houtsnip en Boompieper (zie foto).
|
|
Wat gebeurt er met de ringgegevens?
Naast de berekening van de jaarlijkse reproductie en overleving van soorten, worden de gegevens van CES regelmatig gebruikt voor verdere analyses en onderzoek.
In de broedvogelrapporten van Sovon worden de gegevens van één of meerdere soorten verder uitgewerkt.
Ook worden er regelmatig populair-wetenschappelijke artikelen over geschreven, zoals:
Dit zijn de meest recente wetenschappelijke publicaties:
- McLean N.M., Kruuk L.E.B, Van der Jeugd H.P., Leech D., Van Turnhout C.A.M. & Van de Pol M. in press. Warming temperatures drive at least half of the magnitude of long-term trait changes in European birds. Proceedings of the National Academy of Sciences. (verschijnt binnenkort)
- Morrison C.A., Butler S.J., Robinson R.A., Clark J.A., Arizaga J., Aunins A., Baltà O., Cepák J., Chodkiewicz T., Escandell V., Foppen R.P.B., Gregory R.D., Husby M., Jiguet F., Kålås J.A., Lehikoinen A., Lindström Å, Moshøj C.M., Nagy K., Leal Nebot K., Piha M., Reif J., Sattler T., Škorpilová J., Szép T., Teufelbauer N., Thorup K., Van Turnhout C., Wenninger T. & Gill J.A. 2021. Covariation in population trends and demography reveals targets for conservation action. Proceedings Royal Society of London B 288: 2020.2955.
- McLean N.M., Van der Jeugd H.P., Van Turnhout C.A.M., Lefcheck J.S. & Van de Pol M. 2020. Reduced avian body condition due to global warming has little reproductive or population consequences. Oikos 129: 714-730.
- McLean N., Van der Jeugd H.P. & Van de Pol M. 2018. High intra-specific variation in avian body condition responses to climate limits generalisation across species. PLoS One 13: e019240.
- Johnston A., Robinson R.A., Gargallo G., Julliard R., Van der Jeugd H. & Baillie S.R. 2016. Survival of Afro-Palaearctic passerine migrants in western Europe and the impacts of seasonal weather variables. Ibis 158: 465-480.
|
|
|
|
|
Symen Deuzeman
coördinator CES
symen.deuzeman@sovon.nl
|
|
|
|
|
|
|